Jaarrekening 2020

7. Grondslagen van de financiële verslaggeving

7.2 Grondslagen balans

Inleiding
Uitgangspunt voor de analyse van de vermogenspositie van de provincie is de balans. Het uitgangspunt voor de waarderingsgrondslagen zijn de art. 35 en 59 tot en met 65 van het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV).

Waarderingsgrondslagen

Activa
Op de balans worden de activa onderscheiden in vaste en vlottende activa, al naar gelang zij zijn bestemd om de uitoefening van de werkzaamheid van de provincie al dan niet duurzaam te dienen.

Vaste activa
Onder de vaste activa worden afzonderlijk opgenomen:

  • immateriële vaste activa;
  • materiële vaste activa (inclusief gronden);
  • financiële vaste activa.

De immateriële vaste activa bestaan uit kosten van onderzoek en ontwikkeling activa. Volgens het BBV vallen hier ook onder de kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen en het saldo van agio en disagio. Deze kosten worden bij de provincie niet geactiveerd. Onder de immateriële vaste activa vallen ook de bijdragen aan activa van derden. Deze bijdragen worden wel geactiveerd.
Bij de materiële vaste activa wordt onderscheid gemaakt tussen investeringen met een economisch nut en investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut. Het BBV schrijft voor om ook investeringen met een economisch nut, waarvoor ter bestrijding van de kosten een heffing (bijvoorbeeld rioolrecht) kan worden geheven, afzonderlijk op te nemen. Deze investeringen komen bij de provincie niet voor. Het BBV schrijft daarnaast voor om bij de materiële vaste activa aan te geven welke in erfpacht zijn uitgegeven. Investeringen metmaatschappelijk nut moeten met ingang van 2017 verplicht worden geactiveerd. Voorheen was dit een keuze. Binnen de provincie Zuid-Holland werden tot en met 2016 investeringen groter dan € 1 mln geactiveerd. Vanaf 2017 worden alle investeringen geactiveerd.
Activa met een meerjarig economisch nut en activa in de openbare ruimte met een meerjarig maatschappelijk nut, worden gewaardeerd tegen de verkrijgings- of vervaardigingsprijs, onder aftrek van de gerealiseerde afschrijvingen. Op de waardering worden bijdragen van derden die in directe relatie staan met een actief in mindering gebracht.
Investeringen met een economisch nut worden afgeschreven in overeenstemming met de verwachte toekomstige levensduur. De volgende afschrijvingstermijnen gelden voor de hieronder met name genoemde activa:

  • 30 jaar voor het pand van het provinciehuis;
  • 25 jaar voor nieuwbouw bedrijfsgebouwen;
  • Voor onderdelen van de (bedrijfs)gebouwen, waarvoor een kortere gebruiksduur wordt verwacht, wordt de componenten methode toegepast;
  • 20 jaar voor isolatie bedrijfsgebouwen;
  • 25 jaar voor dienstvaartuigen;
  • 15 jaar voor technische installaties in bedrijfsgebouwen;
  • 15 jaar voor veiligheidsvoorziening bedrijfsgebouwen;
  • 10 jaar voor inrichting (meubilair en inventaris) en bekabeling ICT;
  • 10 jaar voor telefooninstallaties;
  • 5 jaar voor transportmiddelen en kantoormachines;
  • 3 jaar voor communicatiemiddelen, automatiseringsapparatuur en -programmatuur (ICT-middelen);
  • geen afschrijving op (onder)gronden en terreinen en kunstvoorwerpen met een cultuurhistorische waarde.

Voor investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut, worden de volgende afschrijvingstermijnen gehanteerd:

  • 40 jaar voor vaarwegen, recreatieobjecten en landschapszorg;
  • 30 jaar voor wegen en fietspaden.

Voor immateriële vaste activa gelden de volgende afschrijvingstermijnen:

  • 5 jaar voor kosten van onderzoek en ontwikkeling gemaakt in de voorbereidingsfase;
  • Kosten voor het sluiten van geldleningen en het saldo van agio en disagio worden niet geactiveerd;
  • Bijdragen aan activa in eigendom van derden worden conform de in deze tabel voor de soortgelijke materiële vaste activa geldende termijnen afgeschreven. Op basis van de nota materiële vaste activa vanuit het BBV per december 2017 mogen de afschrijvingstermijnen van de provincie niet langer zijn dan de afschrijvingstermijnen die de ontvangende derde partij hanteert.

Waarderingsbeleid Grond-voor-Grond
De aankoopprijs van de aangekochte gronden, die vallen binnen het Natuurnetwerk Nederland, wordt afgewaardeerd naar een reële prijs voor natuurwaarde en als zodanig op de balans gezet. Aankopen die buiten de begrenzing vallen worden voor de aanschafprijs op de balans gezet. Het verschil tussen de opbrengsten uit verkoop van de grond minus risicofactor, minus boekwaarde verkochte grond en minus verkoopkosten is in de begroting opgenomen als dekkingsmiddel voor de realisatie van de Natuurnetwerk Nederland doelstelling.

Financiële vaste activa

  • De financiële vaste activa worden gewaardeerd tegen de verkrijgingsprijs. Deelnemingen worden tegen de marktwaarde gewaardeerd indien de marktwaarde lager is dan de verkrijgingsprijs;
  • Geen afschrijving op deelnemingen.

Met betrekking tot de afschrijvingen hanteert de provincie op dit moment de - meest voor de hand liggende -
lineaire systematiek.

Vlottende activa
Onder de vlottende activa worden afzonderlijk opgenomen de voorraden, de uitzettingen met een rentetypische looptijd korter dan één jaar, de liquide middelen en de overlopende activa.

Conform het BBV zijn de vlottende activa gewaardeerd tegen de verkrijgings- of vervaardigingsprijs. Waarbij de verkrijgingsprijs de inkoopprijs en de bijkomende kosten omvat. De vervaardigingsprijs omvat de aanschaffingskosten van de gebruikte grond- en hulpstoffen en de overige kosten, welke rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend.

Voor in erfpacht uitgegeven gronden geldt de uitgifteprijs van de eerste uitgifte als verkrijgingsprijs. Voor niet in exploitatie genomen gronden geldt dat deze worden gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs waarbij de boekwaarde met eventuele voorziening wegens een lagere marktwaarde wordt verrekend. Eventuele voorzieningen wegens oninbaarheid worden met de boekwaarde van leningen en vorderingen verrekend.

Passiva
Ook de passiva worden onderscheiden in vaste en vlottende passiva. Onder de vaste passiva worden afzonderlijk opgenomen het eigen vermogen, de voorzieningen en de vaste schulden, met een rentetypische looptijd van één jaar of langer. Onder de vlottende passiva worden afzonderlijk opgenomen de netto-vlottende schulden, met een rentetypische looptijd korter dan één jaar en de overlopende passiva.

Reserves, vaste schulden en de vlottende passiva
Deze balansposten zijn gewaardeerd tegen nominale waarde. De stortingen en onttrekkingen aan de reserves dienen gebaseerd te zijn op de begrote stortingen en onttrekkingen. In de financiële verordening 2021 is in artikel 4.8 geregeld dat Provinciale Staten jaarlijks in de kadernota bestemmingsreserves kunnen aanwijzen waarop mutaties per ultimo jaar kunnen plaatsvinden afhankelijk van de realisatie van lasten en baten voor het bijbehorende onderwerp. Voor de overgangssituatie in verslagjaar 2020 zijn, in lijn met deze financiële verordening, voor de volgende reserves mutaties per ultimo jaar toegestaan: Groene ambities, Beheerplan natura 2000/pas, UPG 40, Ontwikkelopgave natuur, Natuurnetwerk Nederland, IODS, Egalisatiereserve exploitatieprojecten PZI, Bereikbaarheid, Mobiliteit, Egalisatiereserve beheer en onderhoud, Nazorg stortplaatsen. Daarnaast is bij Begroting 2021 besloten een aantal reserves op te heffen per 1-1-2021. Twee van deze reserves (Jonge Ambtenaren en Vitaliteit) zijn echter vervroegd opgeheven en hiervoor zijn de nodige mutaties gemaakt.

Voorzieningen
De waardering vindt plaats tegen de nominale waarde met uitzondering van de voorziening dubieuze debiteuren. Voor het treffen en het op peil houden van de voorziening dubieuze debiteuren dient een groepsgewijze beoordeling plaats te vinden van betreffende vorderingen kleiner dan € 0,05 mln en een individuele beoordeling voor vorderingen groter dan € 0,05 mln.
Voor eventuele risico's ter zake van gegarandeerde geldleningen zijn geen voorzieningen getroffen. Hiervoor wordt verwezen naar de paragraaf Weerstandsvermogen en Risicobeheersing.

Subsidieverplichtingen
In 2018 heeft de provincie een start gemaakt met het harmoniseren van de administratieve verwerking van verstrekte subsidies. In januari 2019 is een handreiking van de commissie BBV verschenen waarin wordt aangegeven op welke wijze de administratieve verwerking van subsidieverplichtingen met ingang van 2019 moet plaatsvinden. In 2019 heeft de provincie deze harmonisering verder vormgeven en laten aansluiten op genoemde handreiking van de commissie BBV.

Deze pagina is gebouwd op 09/28/2021 09:33:10 met de export van 09/27/2021 13:29:55